Als je een kathedraal binnenstapt, word je overweldigd. Je kijkt je ogen uit in zo’n immens kerkgebouw. Dit kan ook gebeuren als je het Bijbelboek Jesaja leest en hoort. Het heeft iets overweldigends. Deze profetieën zijn zo hoog, diep en breed dat je ze niet goed kunt bevatten. Ze zijn vol van de Heilige van Israël Die naar Zijn volk komt. Daarom klinken Jesaja’s woorden ook dit jaar in de adventstijd. Wie heeft deze profetische prediking geloofd?
Na Mozes en de wet (Thora) treden zogenoemde vroege profeten op in Israël, zoals Samuel, Elia en Elisa. Vanaf de achtste eeuw voor Christus’ geboorte verschijnen de late profeten, van wie Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël de bekendste zijn. Profeten worden geroepen om het Woord van God te verkondigen. Ze laten Gods licht vallen over verleden, heden en toekomst. Ze verkondigen Gods oordeel over de zonde van Israël en roepen op tot bekering. Tegelijk zijn ze boodschappers van Gods genade, verlossing en een nieuwe toekomst.
Een groot profeet
We richten ons op een groot profeet, zo niet de allergrootste: Jesaja, de zoon van Amoz. Ik noem Jesaja de grootste, omdat hij in het Nieuwe Testament het meest wordt aangehaald, met name door de evangelist Mattheüs en de apostel Paulus. Deze profeet is ook voor ons het meest bekend, want in de adventsperiode klinken vaak profetieën van hem over de Messias.
Jesaja treedt als profeet op tussen 750 en 700 vóór Christus aan het hof van de koningen van het koninkrijk Juda. Hij is gehuwd en heeft twee zonen die allebei een symbolische naam dragen: Sjear-Jasjub (Jes. 7:3, ‘een rest keert terug’) en Maher Sjalal Chasj Baz (Jes. 8:1, ‘haastige roof, snelle buit’). Die twee namen vatten samen wat Jesaja profeteert: de verovering en de verwoesting van Jeruzalem, maar ook de hoop voor de tijd daarna. In zijn tijd is het oorspronkelijke koninkrijk van Israël opgesplitst in twee delen: Israël in het noorden en Juda in het zuiden, met Jeruzalem als hoofdstad. Beide koninkrijkjes staan in de schaduw van grootmacht Assyrië. Ze hebben niet veel in te brengen.
Zonde en genade
Jesaja vertelt een geschiedenis van zonde en genade in vier fasen. In de eerste fase oordeelt God Israël en de volken door de grootmachten Assyrië en Babel (Jes. 1-39). Gods volk komt in ballingschap terecht. Tijdens de tweede fase gebruikt God de Perzische vorst Kores om Israël te bevrijden en Jeruzalem te herbouwen (Jes. 40-48). In de derde fase treedt de Knecht van de HEERE op om via een weg van lijden en sterven geestelijk herstel te brengen en Gods volk een internationaal karakter te geven (Jes. 49-55). In de laatste fase bereikt de geschiedenis van Gods oordeel en redding een hoogtepunt (Jes. 56-66). Het oordeel is omvattender dan dat van Assyrië en Babel, maar ook de bevrijding is groter dan die van Kores. Alles wordt nieuw.
God de Heilige
Je zou verwachten dat Jesaja’s roeping als profeet aan het begin van het Bijbelboek staat, zoals die van Jeremia en Ezechiël. Wat is de reden dat we deze pas in hoofdstuk 6 tegenkomen? Waarschijnlijk heeft dit te maken met de taak van Jesaja, want hij moet allerlei zonden van Israël benoemen en Gods oordeel hierover verkondigen. In de eerste hoofdstukken zijn deze zonden uitvoerig ter sprake gekomen. Tegen deze donkere achtergrond verschijnt de HEERE aan Jesaja als de Heilige of – zoals Hij regelmatig wordt genoemd – de Heilige van Israël. Indrukwekkend is het visioen van God op Zijn hoge en verheven troon. Van de met rook gevulde tempel. Van de engelen die hun gezichten voor Hem bedekken en driemaal uitroepen: “Heilig, heilig, heilig is de HEERE van de legermachten; heel de aarde is vol van Zijn heerlijkheid!” (Jes. 6:3). Heilig betekent dat God uniek is. Er bestaat niemand zoals Hij. Aan die heiligheid zitten twee kanten. De HEERE zal de zonde van het volk straffen. Jesaja beseft ook zelf een zondaar te zijn en belijdt: “Wee mij, want ik verga! Ik ben immers een man met onreine lippen” (Jes. 6:5). Het wonder is dat zijn zonde wordt verzoend. Gods heiligheid betekent ook dat Hij vergeeft en vernieuwt. In heiligheid zit tegelijk afstand en nabijheid. Later komen beide kanten samen in een bekend woord: “Want zo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoge hemel en in het heilige, en bij de verbrijzelde en nederige van geest” (Jes. 57:15). De heilige God woont in de hemel (afstand) en tegelijk ook op aarde (nabijheid). Waar? Bij nederige mensen. Je hoort er de boodschap in van advent en Kerst.
Heilig, heilig, heilig is de HEERE van de legermachten; heel de aarde is vol van Zijn heerlijkheid!
Gods Koning
Veel aandacht krijgt het koningschap van de HEERE. Hij heeft alle macht over Israël en over de volken. Hij laat dit zien door Assyrië en Babel te gebruiken om Zijn volk te oordelen, terwijl Hij later Kores inschakelt om het te bevrijden. Gods absolute macht staat tegenover de afgoden van de volken, die niets te betekenen hebben en daarom worden bespot (Jes. 44:8-28). Gods koningschap betekent vooral dat Hij Zijn volk in alle omstandigheden kan helpen. Hiervoor gebruikt Hij verschillende instrumenten of helpers. Allereerst de Messiaanse Koning, die met name in de bekende hoofdstukken Jesaja 7, 9 en 11 naar voren komt. Het gaat om een Heerser uit het huis van David, Die de vijanden zal verslaan om recht en gerechtigheid te brengen. Hij schept een vrederijk, een nieuw paradijs, waarin mens en dier in harmonie samenleven, waarin oorlogstuig is omgesmolten tot werkgereedschap (Jes. 2:4, 9:5-9). Dit is niet echt vervuld toen Israël terugkeerde uit de ballingschap. In deze adventsperiode denken we aan de komst van de Heere Jezus Christus. In Hem is Gods Koninkrijk doorgebroken en vrede op aarde gekomen. God heeft door Hem de vijanden van zonde, duivel en dood in principe verslagen. Als Hij terugkomt, zal de overwinning volmaakt zijn.
Gods Knecht en Profeet
Kan Gods Koninkrijk wel doorbreken? De zonde van Israël is ernstig en Gods oordeel onvermijdelijk. Hij zendt echter niet alleen een Koning uit het huis van David, maar Hij geeft ook een Knecht (Jes. 42, 49-55). De betekenis van deze Knecht gaat uit boven Israël of koning Kores. Hij moet immers lijden en draagt de zonde in de plaats van anderen, zo verwoordt het bekende Jesaja 53. Dit hoofdstuk begint met de spannende vraag wie deze prediking gelooft. Toch komt Gods zegen voor allen die deze boodschap van verzoening aanvaarden en op de uitnodiging ingaan (Jes. 55). Ook deze Knecht is een Messiaanse profetie van de Heere Jezus Christus. In Hem zien we een wonderlijke verbinding tussen Koning en Knecht. Advent en Kerst laten ons zien dat Hij heeft overwonnen via een weg van nederigheid en lijden. Er is dus een nauwe band tussen kribbe en kruis.
Later komen we een derde persoon tegen: een door God gezonden Profeet die de heilstijd verkondigt (Jes. 61). Er is vrijlating voor gevangenen en blijdschap voor verdrietige mensen. Weer zien we Christus oplichten, Die later in de synagoge te Nazareth deze profetie leest en op Zichzelf betrekt (Luk. 4). Hij is de Boodschapper van de nieuwe heilstijd, die in Hem is aangebroken.
"*" geeft vereiste velden aan