Waar bent u naar op zoek?

Mijn God, waarom?

dr. W.J. Dekker
Door: dr. W.J. Dekker
25-03-2021

Met een paar rake klappen spijkeren ze Hem aan een stuk hout. Een paar tellen later hangt Hij tussen hemel en aarde. Wie moet Hem nog? Venijnig is de spot. En zegt Hij helemaal niets? Laat Hij dit allemaal gebeuren? En God, waar is Hij in dit lijden, in dit zo grote onrecht en kwaad?

Midden op de dag wordt het ineens aardedonker. En Jezus doorziet: deze duisternis is niet maar een natuurverschijnsel. Gód spreekt! ‘Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ De duisternis op Golgotha is voor Hem een veeg teken, een teken van Gods verberging. Wil ook Hij nu niet meer van Hem weten? En hardop vraagt Jezus zich af: ‘Mijn God, waarom?’ Aangrijpend, deze reactie.

Het is in Markus’ Evangelie de enige keer dat Jezus iets zegt, hangend aan het kruis. Zijn laatste woorden zijn die ene vraag, die klacht, een schreeuw. ‘Mijn God, waarom?’ En deze maakt van alles los. Heeft Hij niet iets meer te zeggen? Nee. Nu is er alleen nog maar die vraag, het raadsel. Ook voor Hem.

Klacht

Zo heeft Hij ons iets te zeggen. Wij die trekken door het duister van de tijd en soms ook onze vragen hebben bij wat ons overkomt. Jezus riep met een luide stem, lezen we. Wilde Hij dat we Hem zouden horen? Ja. Wij moeten weten dat de klacht er mag zijn. Dat er inderdaad raadsels zijn. Dat er bij God ruimte is voor het niet begrijpen van wat ons overkomt. Voor de vragen. Voor de pijn van onzegbaar lijden. ‘Mijn God, waarom?’

Mag die vraag niet worden gesteld? Moeten wij vragen ‘waartoe?’ Waar staat dat in de Bijbel? Op Goede Vrijdag hoor ik iets anders.

In het aardedonker van die dag is er alleen maar een vraag. Een antwoord is er niet. Een snel antwoord al helemaal niet. Jezus had dat niet. Wie zijn wij dan dat we weten hoe en wat en waarom. We mogen ook daarin Christus navolgen dat we de vragen en de raadsels laten staan.

Bij God brengen

We mogen Hem ook daarin navolgen dat we onze vragen bij God brengen. Want wat doet Hij anders dan dat? Zijn woorden zijn een flard van Psalm 22. Wat nog zeggen in onzegbaar lijden? Die ene psalm schiet Hem te binnen. De Geest schiet Hem te hulp. Ineens zijn ze er toch: woorden die opvangen en dragen. Godswoorden zijn het. Zelf kun je soms geen woord meer zeggen. Wát nog zeggen!? Maar dan, ineens worden ze je van Hogerhand aangereikt, te binnen gebracht. Flarden van een psalm.

En dan? Ze brengen verder. Ze brengen bij God. Dat blijft bijzonder in de omgang met de levende God: al kan Hij Zich verbergen, afwezig is Hij niet. Onbereikbaar ook niet. Jezus wist dat als geen ander. En wij moeten dat ook weten.

Toevlucht

Met deze psalmwoorden werpt Hij Zich op God, neemt Hij Zijn toevlucht tot Hem of hoe we het ook zouden willen noemen. ‘Mijn God, Mijn God.’ Ik zie twee armen. De ene en de andere slaat Hij om God heen. Kan dat dan? Mag dat dan? Christus gaat er ons in voor. Ja, het mag. Want dit is de genade: dat Hij, de levende God, om Jezus’ wil ook míjn God is.

‘Mijn God, waarom?’ In de klemmende vragen klampen we ons met Christus vast aan God. Met beide handen. Met gevouwen handen. We kneden onze vragen tot een gebed en houden niet achter wat we op ons hart hebben. Die ene vraag. Dat we het echt niet meer weten, dat we compleet vastlopen. ‘Mijn God, mijn God, waarom?’

Antwoord

Heeft dat zin? Heeft Jezus een antwoord gekregen op Zijn waarom? Dat liet op zich wachten, maar kwam wel. Drie dagen later. Die Paasmorgen. Wat is het antwoord dan? Het graf is open. God slaat een gat in de dood en laat Zijn Zoon daaruit opstaan. Aan Hem is het laatste woord. En zij die het met Hem wagen, aan Hem de levende God zich toevertrouwen, zullen leven.

Is er een antwoord op het waarom? Het is Pasen geworden. Het graf is open. Inzicht krijgen we niet. Doorzicht wel.

dr. W.J. Dekker
dr. W.J. Dekker